Als (oude) patronen in de weg zitten

  • Onnodig streng oordelen (over jezelf of je omgeving).
  • Altijd zorgen voor anderen, aan jezelf voorbij gaan.
  • Het gevoel hebben nergens thuis te horen. Of er niet echt bij te horen.
  • Schuldgevoelens of schaamte hebben zonder duidelijke aanleiding.
  • Fel reageren op ‘kritiek’ waardoor relaties (privé of werk) onder druk staan.
  • Meten aan anderen.
  • Saboteren van jezelf terwijl het juist goed met je gaat.
  • Leiding geven aan een team waar plekgedoe is.
  • Onderdeel zijn van een team waar plekgedoe is.
  • Bepaalde emoties mogen er niet zijn.
  • Boosheid zonder duidelijke aanleiding.
  • Gevoelens van eenzaamheid of een verlaten gevoel.
  • Moeite om relaties aan te gaan of te behouden.